Romans 10

1Broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed, dat ik tot God voor Israël doe, is tot hun zaligheid.
 tot hun zaligheid Dat is, opdat zij bekeerd en alzo zalig mochten worden; hetwelk verstaan wordt van degenen, die uit onwetendheid dwaalden, gelijk uit vs.2 blijkt, niet van degenen, die in den Heiligen Geest zondigden, van welke Christus spreekt Mat 12:31 .
2Want ik geef hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben, maar niet met verstand.
 een ijver tot God hebben, Grieks, ijver Gods; dat is een vurige begeerte hebben om de wet Gods en den godsdienst, door Mozes ingesteld, voor te staan; en tegen te staan degenen, welke die schenen te willen veranderen.
,
 niet met verstand Grieks, niet naar kennis; dat is, niet met rechte kennis, waartoe de wet en de godsdienst in het Oude Testament was ingesteld, gelijk vs.3 ook medebrengt.
3Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen.
 de rechtvaardigheid Gods Dat is, die God in het Evangelie geopenbaard heeft, en die ons God door Christus schenkt; 2Co 5:21 ; Phi 3:9 .
,
 hun eigen gerechtigheid Namelijk door hun eigen werken, of door de gehoorzaamheid der wet; waarin zij nochtans verre tekortkomen, gelijk bewezen is van alle mensen, Rom 3 , en van Abraham en David, Rom 4 .
,
 op te richten, Grieks, te stellen. Hier wordt de vermetelheid van het menselijk gemoed betekend, dat zijn eigen gerechtigheid voor God staande wil houden, gelijk de Farizeën; Luk 18:11-12 .
,
 niet onderworpen Dat is, willen zichzelven die niet onderwerpen; en daarom kunnen zij tot de gerechtigheid, die voor God bestaat, niet komen; gelijk Rom 8:7 .
4Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft.
 het einde der wet is Christus, Dat is het oogmerk, waarom de wet door Mozes is gegeven, is opdat de mensen daardoor tot kennis hunner zonden gebracht zijnde, tot Christus en zijne rechtvaardigheid hunne toevlucht zouden nemen, als die de wet voor ons volkomen volbracht heeft. Zie Gal 3:19 , enz.
5Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, zeggende: De mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven.
 Want Mozes In deze navolgende zeven verzen stelt de apostel een klaar onderscheid tussen de rechtvaardigheid der wet en des geloofs; en bewijst zowel de ene als de andere met de woorden van Mozes zelven.
,
 die deze dingen doet, Namelijk volmaakt en zonder iets na te laten; Deu 27:26 ; Gal 3:10 ; Jam 2:10 .
6Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen.
 spreekt aldus Dat is, luidt aldus; of van dezelve wordt aldus gesproken; Deu 30:11-12 .
,
 Zeg niet Sommigen menen dat deze woorden eigenlijk van de bevelen des geloofs door Mozes gesproken zijn, alzo hij even tevoren gehandeld had van de besnijdenis des harten en ware bekering, welke eigenlijk beloften zijn des Evangelies en niet der wet. Anderen menen omdat Paulus niet zegt: Mozes spreekt aldus, maar: de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus, dat deze drie verzen van Paulus bij toepassing op het geloof toegepast worden, alzo hij ook enige woorden uitlaat en enige daarbij doet; in dezen zin: Indien Mozes van de geboden der wet dit gezegd heeft, veel meer mag het gezegd worden van de beloften en bevelen des Evangelies, die niet alleen licht zijn om te verstaan, gelijk de wet, maar ook lichter zijn om na te komen, door de kracht van Gods Geest, die door het Evangelie het geloof in ons werkt; Gal 3:2 .
,
 in uw hart Namelijk als twijfelende, waar gij den weg der zaligheid zult zoeken en vinden.
,
 Wie zal in den hemel opklimmen? Namelijk om ons vandaar te halen den wil van God van onze gerechtigheid en zaligheid.
,
 Hetzelve is Christus Namelijk bij ons, Christenen, zoveel alsof wij ontkenden dat Christus eens van den hemel nedergedaald is om ons dien weg te openbaren en de gerechtigheid te verwerven; en dat Hij nog eens daartoe moest afdalen.
7Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen.
 in den afgrond nederdalen? Namelijk om daar te zien hoe wij uit den hel zouden kunnen verlost worden en die kennis daarvan halen.
,
 Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen Dat is, even zoveel alsof men wilde dat Christus, om ons te verlossen, de smarten des doods en der hel nog eenmaal zou moeten lijden, en alzo daaruit opstaan; hetwelk hij nu eens gedaan heeft, en ons genoeg geopenbaard is.
8Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
 wat zegt zij? Namelijk de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, gelijk voren, vs.6, daar hij maar geantwoord heeft wat zij niet zegt, maar nu antwoordt hij wat zij zegt.
,
 Dit is het Woord des geloofs, Dat is, des Evangelies, door hetwelk wij tot het geloof worden vermaand en gebracht; Rom 1:16 .
,
 wij prediken Namelijk apostelen, als getuigen en boodschappers van Christus in Zijnen naam; 2Co 5:20 .
9Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
 zult belijden Namelijk oprecht naar het geloof uws harten; en de apostel stelt hier de belijdenis voor, omdat die van anderen eerst wordt bekend.
,
 den Heere Jezus, Namelijk uw Heere en Zaligmaker te zijn naar het voorbeeld van Paulus; Gal 2:20 ; 1Ti 1:15-16 .
,
 uit de doden opgewekt heeft, Namelijk nadat Hij tot verzoening uwer zonden was gestorven; Rom 4:25 .
10Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
 gelooft men ter rechtvaardigheid Namelijk als zijnde een middel, waardoor de rechtvaardigheid van Christus aangenomen, ons toegerekend en geschonken wordt; Rom 3:24-25 , en Rom 4:5 .
,
 belijdt men ter zaligheid De ware belijdenis wordt hier gesteld als een weg, waardoor wij tot de zaligheid, die ons door Christus' gerechtigheid verworven is, moeten komen, Mat 10:32 , en als een kenteken van het ware geloof, dat in het hart verborgen is; 1Jo 4:15 .
11Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden.
 in Hem gelooft, Namelijk Christus, van wien bij Isa 28:16 , geprofeteerd wordt.
,
 zal niet beschaamd worden Het Hebreeuwse woord Isa 28:16 betekent eigenlijk en zal zich niet verhaasten, doch wordt in de Griekse overzetting vertaald en zal niet beschaamd, dat is in zijne mening bedrogen worden; omdat degenen, die zich zeer haast, zonder te weten waarheen hij zijne toevlucht zal nemen, lichtelijk beschaamd of bedrogen wordt.
12Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want eenzelfde is Heere van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen.
 geen onderscheid, Namelijk nu in de tijden des Nieuwen Testaments; Eph 2:13 .
,
 eenzelfde is Heere van allen, Namelijk God in Christus, of dezelfde Heere van allen is rijk over allen, enz.
,
 rijk zijnde over allen, Dat is, overvloedig genadig, òf goedertieren.
,
 die Hem aanroepen Namelijk door het ware geloof, gelijk volgt. En hieruit blijkt dat het woord belijden, vs.9,10, ook de ware aanroeping begrijpt, die een voornaam deel is van onze belijdenis voor God en de mensen; Dan 6:11 .
13Want een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. 14Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?
 Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, In de rest van dit hfdst. verklaart de apostel het middel, waardoor het ware geloof in Christus wordt verkregen; namelijk door de predikatie des Evangelies, gepredikt van degenen, die daartoe wettelijk gezonden zijn, hoewel deze in allen hare behoorlijke vrucht niet heeft.
,
 niet gehoord hebben? Dat is, geen wetenschap hebben, daar zij door het gehoor van Gods Woord toe gebracht worden; dewijl de kennis noodzakelijk tot het geloof vereist wordt; Joh 17:3 .
,
 die hun predikt? Namelijk het Woord Gods. Het Griekse woord Keryssein betekent eigenlijk ene uitroeping, of publieke verkondiging doen, die door de stadsboden vanwege de overheid aan de burgers geschiedt, en wordt alhier, gelijk ook doorgaans in de Heilige Schrift, genomen voor de verkondiging des Evangelies, die door de apostelen en andere leraars van Christus' wege aan de mensen gedaan wordt. Zie Mat 3:1 , en Mat 4:17 , Mat 4:23 ; Mar 1:4 , Mar 1:7 , en Mar 16:15 ; 2Co 5:19-20 .
15En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen!
 hoe zullen zij prediken, Namelijk recht en behoorlijk, van Christus' wege en in Christus' naam, als voren. Want er zijn er anderszins ook geweest, die liepen en profeteerden eer zij gezonden waren; Jer 23:21 .
,
 gezonden worden? Namelijk van degenen, wiens woord zij verkondigen; hetzij nu zulks buitengewoon van God en Christus zelven, hetzij het gewoon door de gemeente en hare opzieners, die daartoe van God gelast zijn, geschiedde.
,
 liefelijk zijn de voeten Dat is, aangenaam. Deze woorden zijn genomen uit Isa 52:7 , waarvan de verlossing en verbreiding van Gods gemeente door Christus, en van de verkondiging derzelfde verlossing gehandeld wordt.
,
 vrede verkondigen, Namelijk met God door Christus. Zie Rom 5:1 ; Eph 2:14 .
16Doch zij zijn niet allen het Evangelie gehoorzaam geweest; want Jesaja zegt: Heere, wie heeft onze prediking geloofd?
 allen het Evangelie gehoorzaam geweest; Namelijk wien het Evangelie is gepredikt.
,
 prediking geloofd? Grieks, gehoor; waarvan zie Joh 12:38 .
17Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods,
 door het Woord Gods Namelijk dat gepredikt is; of door het bevel Gods, die hen tot het prediken heeft gezonden.
18Maar ik zeg: Hebben zij het niet gehoord? Ja toch, hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan, en hun woorden tot de einden der wereld.
 zij het niet gehoord? Namelijk Joden en heidenen; want van beiden spreekt hij daarna verscheidenlijk.
,
 Ja toch, Namelijk zij hebben het allen waarlijk gehoord.
,
 hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan, Deze plaats, genomen uit Psa 19 , die eigenlijk spreekt van de kennis van God, die alle mensen hebben kunnen uit het aanschouwen van den hemel en van de schepselen, die daarin zijn, menen sommigen dat ook een profetie in zich begrijpt van hetgeen ten tijde der apostelen geschieden zou. Doch alzo de apostel dit eigenlijk niet bijbrengt als van David voorzegd, gelijk hij elders wel doet, zo kan dit zeer bekwamelijk genomen worden voor een heilige toepassing van deze woorden tot het voornemen van den apostel, gelijk hierboven vs.6, dergelijk in de plaats Deu 30:11 gezien is. En daarom verandert hij ook een woord of twee daarin, dat op zijn voornemen niet paste.
,
 tot de einden der wereld Namelijk door de apostelen en evangelisten onder alle volken der wereld, ook onder de heidenen, naar het bevel van Christus, Mat 28:19 ; Mar 16:15 , waarvan de vervulling alsdan alrede geschiedde; Rom 1:8 , en Rom 15:19 ; Col 1:6 .
19Maar ik zeg: Heeft Israël het niet verstaan? Mozes zegt eerst: Ik zal ulieden tot jaloërsheid verwekken door degenen, die geen volk zijn; door een onverstandig volk zal ik u tot toorn verwekken.
  Heeft Israël Hier bewijst de apostel met drie verscheidene plaatsen der Schrift van het Oude Testament, dat de Joden het ook gehoord hebben zowel als de heidenen, maar dat de heidenen het hebben aangenomen en de Joden ten merendeel verworpen. En legt alzo den grond van hetgeen hij in Rom 11 belangende de aanneming der heidenen en de verwerping der Joden, voorgenomen had te verhandelen.
,
 het niet verstaan? Dat is niet gehoord? Namelijk het woord des Evangelies, of der rechtvaardigheid des geloofs.
,
 zegt eerst Namelijk tot Israël, dat is tot het Joodse volk.
,
 tot jaloersheid verwekken Namelijk omdat gij zult zien dat Ik de heidenen, die nu mijn volik niet zijn, ten tijde van den Messias meer voordeel zal doen in het aannemen van het Evangelie, dan u, Joden, die nu mijn volk zijt; en dat om uwe ondankbaarheid te straffen en u daardoor tot bekering te roepen en te verwekken. Want jaloersheid is eigenlijk een ongenoegen, dat iemand hierover heeft, dat hij ziet een ander meer deel te hebben aan iemands liefde of weldaad, dat hij zelf heeft, als hij meent dat het hem meer toekomt. Zie hierna Rom 11:11 .
,
 geen volk zijn ; Namelijk Gods, gelijk toen de heidenen waren.
,
 een onverstandig volk Zo noemt hij de heidenen, omdat zij de rechte kennis van God en Zijne rechten niet hadden; Psa 147:19-20 .
20En Jesaja verstout zich, en zegt: Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; Ik ben openbaar geworden dengenen, die naar Mij niet vraagden.
 verstout zich, Dat is, spreekt nog vrijmoediger van de bekering der heidenen en van hunne roeping, niettegenstaande den ondank der Joden.
,
 gevonden van degenen, Namelijk door de verkondiging van mijn Evangelie en krachtige werking mijns Geestes aan de heidenen, die God niet zochten, maar hun eigene wegen ingingen ten verderve. Zie Act 14:16 , en Act 17:30 .
,
 die naar Mij niet vraagden Dat is, die zorgeloos hunne onwetendheid en wereldse lusten navolgden. Zie Eph 2:1 , enz. Tit 3:3-5 .
21Maar tegen Israël zegt Hij: Den gehelen dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk.
 Mijn handen uitgestrekt Namelijk om hun tot mij en mijne rechtvaardigheid te roepen en te noden. Zie dergelijke wijze van spreken Pro 1:20 , enz.
,
 tegensprekend volk Dat is, wederspannig, moedwillig. Zie een voorbeeld Jer 44:16 ; Eze 3:7 .
Copyright information for DutSVVA